Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Wetenschap

Dit zijn de winnaars van de Spinozapremies

This NASA image released on May 13, 2011 shows the dwarf galaxy NGC 4214 ablaze with young stars and gas clouds. Located around 10 million light-years away in the constellation of Canes Venatici (The Hunting Dogs), the galaxy's close proximity, combined with the wide variety of evolutionary stages among the stars, make it an ideal laboratory to research the triggers of star formation and evolution. This color image was taken using the Hubble Space Telescope's Wide Field Camera 3 in December 2009. AFP PHOTO/NASA/HANDOUT/RESTRICTED TO EDITORIAL USE - MANDATORY CREDIT " AFP PHOTO / - NO MARKETING NO ADVERTISING CAMPAIGNS - DISTRIBUTED AS A SERVICE TO CLIENTS
This NASA image released on May 13, 2011 shows the dwarf galaxy NGC 4214 ablaze with young stars and gas clouds. Located around 10 million light-years away in the constellation of Canes Venatici (The Hunting Dogs), the galaxy's close proximity, combined with the wide variety of evolutionary stages among the stars, make it an ideal laboratory to research the triggers of star formation and evolution. This color image was taken using the Hubble Space Telescope's Wide Field Camera 3 in December 2009. AFP PHOTO/NASA/HANDOUT/RESTRICTED TO EDITORIAL USE - MANDATORY CREDIT " AFP PHOTO / - NO MARKETING NO ADVERTISING CAMPAIGNS - DISTRIBUTED AS A SERVICE TO CLIENTS Twee van de drie laureaten van dit jaar houden zich bezig met het helaal. Op deze foto, gemaakt door de Hubble-telescoop, is dwergstelsel NGC 4214 te zien, in sterrenbeeld Canes Venatici. Foto AFP / NASA

Drie onderzoekers krijgen vandaag de jaarlijkse Spinozapremies. De prijzen gaan naar hoogleraar radioastronomie en astrodeeltjesfysica Heino Falcke, snaartheorie-expert Erik Verlinde en hoogleraar Jeugd en Media Patti Valkenburg.

Sinds 1995 kent NWO jaarlijks Spinozapremies à 2,5 miljoen euro toe aan maximaal vier toponderzoekers die in vaste dienst zijn bij een onderzoeksinstelling in Nederland, in de praktijk altijd hoogleraren. Universiteiten en instellingen, inclusief de KNAW, kunnen kandidaten voordragen. Dit jaar waren dat er 31. Een speciale commissie van 12 wetenschappers (Nederlanders die in het buitenland werken of al met pensioen zijn, buitenlandse wetenschappers die weten wat er in Nederland speelt) heeft daaruit de laureaten geselecteerd. Die moeten het geld aan onderzoek besteden, in principe binnen vijf jaar maar ze mogen er ook langer over doen. Ze moeten vooral wel een bestedingsplan schrijven, maar er vindt achteraf geen formele evaluatie plaats. „Dat past niet bij de prijs”, aldus NWO-voorzitter Jos Engelen. „Die is gebaseerd op vertrouwen.”

Dit zijn de winnaars, geïnterviewd door NRC-redacteuren Ellen de Bruin, Bennie Mols en Margriet van der Heijden.

Heino Falcke (1966) is hoogleraar radioastronomie en astrodeeltjesfysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Al eerder had hij naam gemaakt met onder meer een methode om de omvang vast te stellen van het (mogelijke) zwarte gat in het centrum van ons melkwegstelsel. Met zijn methode én de tien gekoppelde radiotelescopen van de Very Long Baseline Array (VLBA) in de Verenigde Staten stelde een team astronomen (onder wie Falcke) in 2004 ook werkelijk de grootte vast van dat geheimzinnige object, dat tot dan toe versluierd werd door dikke stofwolken. Inderdaad, een zwart gat: tot vier miljoen keer zwaarder dan de zon, en met een omvang waarmee het binnen de baan van Mercurius zou passen.

Daarna richtte Falcke zich vooral op LOFAR (LOw Frequency ARray). Die ambitieuze radiotelescoop in aanbouw is eigenlijk een netwerk van ongeveer 7.000 antennes, via snelle glasvezelskabels met elkaar en met de supercomputer in Groningen verbonden. In het hart ervan, bij Exloo, staan al duizenden van die antennes in de weilanden. Daarbuiten waaieren er steeds meer steeds verder over Europa uit – over Duitsland, Frankrijk, Engeland en Zweden. Samen moeten ze nieuwe vergezichten openen: op verre zwarte gaten, op het oudste waterstof in de kosmos en op nog onbekende objecten. Drie jaar geleden kreeg Falcke hiervoor 3,5 miljoen euro van de Europese Unie. Vandaag valt hem ook de 2,5 miljoen euro van de Spinozaprijs toe.

Wat gaat u met het geld doen?
„Ik ga het allereerst gebruiken om promovendi en post-docs aan te stellen en zo kennis over te dragen. Een klein deel wil ik verder besteden aan het opknappen van een telescoop bij Berkeley in de VS. Door die daarna op te nemen in een groot netwerk van telescopen kunnen we zelfs meten tot aan de waarnemingshorizon van het zwarte gat, waarachter het licht verdwijnt. Ik hoop dit project zo een laatste duwtje te geven.

„En ik kan nu natuurlijk metingen uitvoeren met LOFAR. Verre zwarte gaten trekken me, maar tegelijk is dat, hoe gek het misschien klinkt, toch een beetje conventioneel onderzoek. Daarom wil ik daarnaast een speurtocht naar onbekende objecten ondernemen. Daarvoor wil ik de hemel aftasten op zoek naar ultrakorte radiopulsen.”

Wat vindt u van het onderzoeksklimaat in Nederland?
„Nederland heeft uitstekende onderzoekers, prachtige universiteiten, en de overheid trekt geld uit voor toponderzoek – zoals met deze Spinozapremies. Maar ik zie ook dat Nederlandse studenten zo worden voortgejaagd dat ze amper tijd kunnen nemen om rustig te denken. En ook onderzoekers moeten via bureaucratische procedures steeds preciezer vastleggen wat zij gaan doen en binnen hoeveel tijd. Maar er is een zekere creatieve vrijheid nodig om te kunnen presteren.

„Nog iets: Nederlanders zijn trots als hún onderzoekers in het buitenland mogen werken. Maar omgekeerd moeten ze buitenlandse onderzoekers dan ook in Nederland verwelkomen. Niet alleen onderzoekers uit de EU, maar ook uit bijvoorbeeld India. Voor die mensen is het hier de laatste jaren een stuk onaantrekkelijker geworden. Dat vind ik jammer. In mijn ogen school de kracht van Nederland in een internationale opstelling, met een open blik op de rest van de wereld. Zo’n strategie is belangrijk. Als klein land aan de internationale top meedraaien lukt niet als je alles wel alleen denkt af te kunnen – als Nederlanders onder elkaar.”

Welk boek zou iedereen moeten lezen?
„Nou, ik lees nog altijd de Bijbel.” Lacht Falcke. „ Het vergt wat inspanning, maar het blijft voor mij het beste boek.”

Heino Falcke over LOFAR:

Bij het Instituut voor Theoretische Fysica van de Universiteit van Amsterdam doet Erik Verlinde (1962) onderzoek naar de bouwstenen van het heelal. Hij is een expert in de snaartheorie, een poging om de wereld van het heel grote (beschreven door de zwaartekrachttheorie van Einstein) en de wereld van het heel kleine (beschreven door de quantummechanica) met elkaar te verenigen. Verlindes belangrijkste werk wordt gevormd door de Verlinde-algebra en de Verlinde-formule, instrumenten van de mathematische fysica die gebruikt worden in de zogeheten veldentheorie. Verder: de Witten-Dijkgraaf-Verlinde-Verlinde-vergelijkingen die snaartheoretici bij hun berekeningen gebruiken en de Cardy-Verlinde-formule.

Bij een breed publiek baarde Verlinde het meeste opzien in 2010 met zijn hypothese dat de zwaartekracht geen fundamentele natuurkracht is, maar een emergent verschijnsel – een gevolg van bepaalde statistische eigenschappen van massa, ruimte en tijd op een veel dieperliggend, microscopisch niveau. Op die kleinste lengteschalen zelf gelden niet langer de wetten van Newton die voor appels en planeten wel gelden. Deze wetten komen pas tevoorschijn op grotere lengteschalen. Vergelijk het met de druk die een gas uitoefent: één molecuul heeft geen druk, maar in een vat dat is gevuld met talloze gasmoleculen heerst wel druk. Verlinde formuleerde de statistische eigenschappen van massa, ruimte en tijd in termen van informatie, en toe hij dat deed bleek hij zowel de wetten van Newton af te kunnen leiden als de relativistische mechanica van Einstein.

„Het moment waarop ik dat inzicht kreeg, was voor mij euforisch”, zegt hij daarover. „Echt een eurekamoment. Ik denk dat dit een heel nieuw fundamenteel inzicht biedt in de zwaartekracht, dat nu verder uitgebouwd moet worden. Het zal nog wel een tijdje duren voor collega’s deze opvatting van de zwaartekracht algemeen accepteren.”

Wat gaat u met het geld doen?
„Van het geld zal ik in de eerste plaats jonge onderzoekers aanstellen. Ik zoek vooral mensen die me kunnen helpen bij het onderzoek dat aansluit bij mijn ideeën over de zwaartekracht. Daar ligt voor mij de grootste uitdaging. Verder wil ik ook wat meer ervaren onderzoekers naar Amsterdam halen. Sommigen voor een jaar en anderen misschien wel voor vijf jaar. Ten slotte wil ik een deel van het geld besteden om mijn ideeën over de zwaartekracht op een professionelere manier bij het brede publiek te brengen. Ik word veel gevraagd voor lezingen, ook voor middelbare scholieren, en ik heb wel wat ideeën om die kennisoverdracht professioneler te maken. Meer gebruik maken van visualisaties en internet bijvoorbeeld.”

Wat vindt u van het huidige wetenschappelijke klimaat in Nederland?
„Eigenlijk vind ik het onderzoeksklimaat in Nederland heel goed. De mogelijkheden voor onderzoeksfinanciering zijn vergeleken met het buitenland prima. Bijvoorbeeld in Engeland hoor ik verhalen die veel meer zorgen baren. Op een paar punten maak ik me wel zorgen over het Nederlandse onderzoeksklimaat. Voor jonge onderzoekers is het moeilijk om een vaste aanstelling te krijgen. Zij moeten vaak te lang van postdocbaan naar postdocbaan springen. Mijn tweede punt van zorg is de grotere nadruk die lijkt te komen liggen op toepassingen van onderzoek. Dat ondergraaft het belang van fundamenteel onderzoek.”

Welk boek zou iedereen moeten lezen?
„Een goed en toegankelijk boek dat aansluit bij mijn vakgebied, is The Elegant Universe van Brian Greene uit 1999 [In het Nederlands vertaald als De kosmische symfonie]. Een tweede boek dat ik zou willen noemen, dat over wetenschap in brede zin gaat, is Een kleine geschiedenis van bijna alles van Bill Bryson.”

Erik Verlinde over zijn zwaartekrachttheorie:

Patti Valkenburg (1958) is hoogleraar Jeugd en Media aan de Universiteit van Amsterdam. Ze kreeg vorige maand al te horen dat ze de Dr. Hendrik Muller Prijs van de KNAW ontvangt (25.000 euro) én dat ze KNAW-lid is geworden. Nu komt daar de Spinozapremie nog bij. Ze doet onderzoek naar de effecten van reclame, seks in de media en sociale media op kinderen. Haar onderzoeksgroep toonde bijvoorbeeld als eerste aan dat contact via internet niet per se tot verschraling van vriendschappen leidt, wat lang is gedacht,maar dat vriendschappen er ook intiemer door kunnen worden. En ze doet onderzoek naar wat ze de ‘entertainisering van de kindertijd’ noemt: het verschijnsel dat kinderen op steeds jongere leeftijd al media gebruiken als al dan niet educatieve vorm van amusement – bijvoorbeeld baby-tv.

Wat gaat u met het geld doen?
„Dat weet ik nog niet heel precies, daarvoor weet ik het pas te kort. Maar vorig jaar heb ik ook al 2,5 miljoen euro van het European Research Council gekregen en dat is eigenlijk al op, althans er is een bestemming voor gevonden. We gaan vanaf januari 900 Nederlandse gezinnen met twee kinderen volgen, dus 3.600 mensen. We weten dat kinderen steeds meer entertainment en media gebruiken, ook educatieve media – want de makers daarvan gaan ervan uit: als iets leuk is, blijft het vast beter hangen. We weten ook dat kinderen in de loop der tijd slimmer zijn geworden – het Flynn-effect – en dat ze drukker zijn geworden, meer aandachtsproblemen hebben en meer zelfvertrouwen. Wij willen precies uitpluizen in hoeverre dat allemaal komt door het toegenomen mediagebruik, en zo ja, hoe en bij wie vooral.

„Met het geld van de Spinozapremie kan ik dat project verder aanvullen met psychofysiologisch onderzoek: hartslagmetingen, fMRI-scans. Dat is interessant omdat we er tegenwoordig van uitgaan dat beïnvloeding door de media grotendeels onbewust verloopt, en met die psychofysiologische maten kun je dat juist onderzoeken. En ik wil ook graag het verband tussen media en obesitas onderzoeken – de media bieden natuurlijk allerlei verleidingen. Dit wordt echt mijn levenswerk. Geld maakt een onderzoeker dus wél gelukkig!”

Wat vindt u van het huidige wetenschappelijke klimaat in Nederland?
„Bewolkt met buien.”

Welk boek zou iedereen moeten lezen?
„Van Nicholas Carr: The Shallows. What the Internet Is Doing to Our Brains. Niet dat het het beste boek is dat ik ooit gelezen heb… Het dwaalt een beetje rond. Maar het gaat over de vraag hoe het internet onze manier van informatie verwerken heeft beïnvloed. Volgens Carr zijn onze hersenen veranderd en zijn we minder aandachtig geworden doordat we continu zestig dingen tegelijk doen. Of dat echt zo is, weet ik niet, ik denk het eigenlijk niet. Er is eigenlijk nog niet genoeg onderzoek naar gedaan om zijn conclusie, ‘kijk uit met internet’, te rechtvaardigen – en hij doet net alsof zulk onderzoek er wel is. Maar het is wel een heel interessante vraag om over na te denken – hij inspireert mij in elk geval om dit verder te onderzoeken.”